Waarom staan op de euromunten hoofden?

De maatschappij
Verschillende euromunten

Op veel, maar niet op alle (euro)munten is een hoofd te vinden en daar is een reden voor.

Muntgeld heeft een geschiedenis die ruim 2.600 jaar teruggaat. Veel van wat aan een munt te zien is stamt dan ook uit een ver verleden. En een van die dingen is de kop die er vaak op staat. Dat heeft te maken met het feit dat vroeger een koning of keizer het middelpunt van de samenleving was, alle macht bezat en over alles en iedereen besliste. Hij was vaak ook de enige die munten mocht maken.

Als een land een koning of koningin als staatshoofd heeft, wordt zijn of haar hoofd vaak op munten afgebeeld. Het staatshoofd staat dan symbool voor dat land. Dit is het geval met onze Nederlandse euromunten, waarop het hoofd van Koningin Beatrix te vinden is. De Belgen hebben munten met hun staatshoofd, Koning Albert. Wat nu als een land geen koning of koningin heeft? Dan kiest men er vaak voor om andere nationale symbolen op de munten te zetten. Dit kunnen bijvoorbeeld bekende gebouwen zijn of toch een hoofd, maar dan van een beroemd iemand uit het verleden. Zo wordt in Oostenrijk het portret van de bekende componist Mozart gebruikt op de 1-euromunten.

Het gebruik om zo mensen op munten af te beelden is via de Grieken en Romeinen uiteindelijk ook bij ons terecht gekomen. Het hoofd van Koningin Beatrix op onze euro’s is dus eigenlijk een erfenis van de oude Grieken.

Sinds de invoering van de euro, nu 10 jaar geleden is er iets veranderd. Vanaf dat moment bepaalde de Europese Centrale Bank (met toestemming van de deelnemende euro-landen) het uiterlijk van muntgeld en papiergeld. Men besloot van de munten één kant uniform (Europees) te maken en de andere kant variabel (nationaal): de deelnemende landen mochten zelf kiezen welk symbool zij op "hun" munten wilden zien. In diverse landen zie je verschillende voorstellingen voor de munten van uiteenlopende waarde, de Nederlandse vertonen alle hetzelfde symbool namelijk de kop van de koningin, met haar naam en titel.

Bron: Paul Beliën en Arent Pol van het Geldmuseum