Thema 2: mummies en andere doden

Veel filmmakers en boekenschrijvers hebben zich laten inspireren door mummies, piramides, tempels en graven. Zij zien het oude Egypte graag als een geheimzinnige wereld die doordrenkt is van banvloeken en magie. Een goed voorbeeld daarvan is de oude horrorfilm The Mummy (1932), waarin de mummie van de Egyptische priester Imhotep (Boris Karloff) per ongeluk door een archeoloog tot leven wordt gewekt. De mummie gaat op zoek naar de reïncarnatie van zijn geliefde, een prinses die hij voor straf levend heeft laten mummificeren. Hij vindt en gijzelt haar, maar het loopt slecht met hem af.

Toetanchamon

De inspiratiebron voor de film was de vondst van het graf van Toetanchamon in 1922, misschien wel de spectaculairste ontdekking die egyptologen ooit hebben gedaan. De Brit Howard Carter, die het graf na tien jaar zoeken vond, stuitte op vier grafkamers en vijfduizend voorwerpen, waaronder het beroemde gouden dodenmasker uit de sarcofaag. De jong gestorven, gemummificeerde farao (hij werd niet ouder dan 18 of 20) zou deze artefacten – cultusobjecten, machtssymbolen, strijdwagens, muziekinstrumenten, juwelen en meubels nodig hebben gehad om ze te gebruiken in het dodenrijk.

Foetushouding

In de vroeg-dynastieke periode (2900-2545 v. Chr.) werden de doden in het hete zand van de woestijn rondom het Nijldal begraven. Daardoor werd het vocht in rap tempo aan het lichaam onttrokken en ontbinding tegengegaan. Zo bleven het gebeente, het spierweefsel, de huid en het haar nog duizenden jaren redelijk bewaard. We noemen dit natuurlijke mummificatie. In het dorpje Aboe Roash, westelijk van Caïro, heeft een onderzoeksteam van het Rijksmuseum van Oudheden eind jaren vijftig van de vorige eeuw een groot aantal graven van dergelijke ongebalsemde doden blootgelegd. Ze lagen veelal op hun linkerzij, in foetushouding, alsof ze opnieuw zouden worden geboren.

‘Ingewikkelde doden’

Tijdens de faraonische dynastieën werden de doden kunstmatig gemummificeerd, zodat ze in het hiernamaals met hun ziel in een veilige behuizing een nieuw leven konden gaan leiden. ‘Ingewikkelde doden’ ontleenden hun symbolische betekenis aan de mythe over de god Osiris, het oudste kind van de goden Geb (de aarde) en Noet (de hemel) en koning van Egypte. Osiris werd vermoord door zijn jaloerse broer Seth die zelf koning wilde worden. Zijn lichaam werd in stukken gesneden en over heel Egypte verspreid. Isis, zijn zuster en geliefde, zocht de delen van zijn lichaam bij elkaar en bond ze samen met repen linnen. Daarna wekte ze hem met magie tot leven en werd ze zwanger van hun zoon Horus. Zo ontsteeg Osiris de dood om als koning van het dodenrijk aan een nieuw leven te beginnen. Door de doden te mummificeren hoopten de Egyptenaren dat zij net als Osiris nog miljoenen jaren als vergoddelijkte dode konden voortleven.

Mummificeren

Toen de doden in grafkelders werden bijgezet, besloten de Egyptenaren het lichaam te omwikkelen met in hars gedrenkte linnen doeken. Dat bleek weinig effectief. Het lichaam verging evengoed. Gaandeweg, met name in het Nieuwe Rijk (1539-1077 v.Chr.), werden de mummificatiemethoden verbeterd. Hoe ging het mummificeren in zijn werk? Eerst werden de inwendige organen verwijderd, de hersenen met een haak via de neusopening, de rest met een vuurstenen mes door een snee aan de linkerkant van de buik. Vervolgens werd het lichaam in een mengsel van zout en soda (natron) gelegd om het vocht eraan te onttrekken. Het lichaam werd gewassen en bedekt met hars, bijenwas of een mengsel daarvan om het tegen vocht te beschermen. Daarna werd het in lange repen linnen gewikkeld en in een grafkist gelegd.

In het graf

De inwendige organen werden gebalsemd en in lijkvazen (canopen) gestopt. Deze werden bijgezet in het graf, samen met de grafgiften en andere attributen die de dode nodig had in het hiernamaals. De meeste Egyptenaren konden een dergelijk uitgebreid mummificatieproces overigens niet betalen. Waar de doden voorheen als een embryo liggend op hun zij in hun graf werden gelegd, werden ze nu – mogelijk om religieuze redenen – volledig gestrekt bijgezet. De balsempriesters konden er daardoor makkelijker bij en het lichaam droogde beter.

Sarcofagen en beeldjes

Soms werd er over de linnen windels heen een masker aangebracht of een hele gestucte huls van linnen en kartonnage om de lichaamsvormen te reconstrueren. Soms had de mummie ook kleren aan. De lijkkisten en sarcofagen veranderden eveneens van vorm. Ze werden vierkant, rechthoekig of mensvormig. Op de buitenkant bij het hoofd werden later vaak ogen geschilderd. Op de binnenkant werden teksten geschreven. In het Middenrijk (1980-1760 v. Chr.) werden er kleine mummievormige beeldjes bij gezet, die de functie van magische dienaar vervulden de zogenoemde oesjebtis. Het Rijksmuseum van Oudheden heeft 31 mummies van mensen en 73 mummies van dieren in bezit. De mummie van Toetanchamon is daar niet bij. Die ligt in zijn grafkamer met moderne klimaatbeheersing in Egypte.