Hubertus met het hert

Stel je voor, de Ardennen aan het eind van de zevende eeuw. Het is Goede Vrijdag, de vrijdag voor Pasen. Er rijdt een man door het woud. Hij is op jacht. Aan zijn kleren kun je zien dat hij van adel is, hij dient aan het hof van Pippijn van Herstal. Hij geniet van de jacht, van het spelletje, wie het snelste is, het dier of hij. En natuurlijk zal een lekker reeboutje vanavond goed smaken. Heer Pippijn houdt daar ook zo van.

Sint HubertusStralend hert
Kijk, een hert. Hij rijdt er achteraan, voorzichtig, zodat het niet zal schrikken. Uren achtervolgt hij hem. Het wordt al avond als hij eindelijk dicht genoeg bij het dier kan komen. Hij richt zijn pijl, en dan…. Plotseling schittert er iets tussen het gewei van het hert. Hoe kan dat nu? Zou er iets tussen zijn geraakt? Nee hoor, nu ziet hij het duidelijk. In het gewei van het hert is een kruis, het teken van de christenen.
Door deze bijzondere gebeurtenis is Hubertus christen geworden. Na de dood van zijn vrouw trekt hij zich terug in de bossen van de Ardennen. Later wordt hij bisschop van Luik.
Hubertus is de patroon (dat is een soort beschermheilige) van de jagers, en van de jachthonden.

De sleutel geneest
Er wordt zelfs gezegd dat hij een sleutel heeft, waarmee je hondsdolheid (in die tijd een ernstige ziekte, die ook op mensen over kon gaan) kon genezen. Die sleutel is, volgens de legende, nog altijd in het bezit van de monniken van Saint-Hubert-en-Ardennes. Hubertus zou die sleutel rechtstreeks uit de hemel hebben gekregen.
Als je in de buurt van Tilburg woont, dan ken je Hubertus misschien wel. Op drie november eten ze daar Hubertusbroodjes, die door een priester zijn gewijd. Deze broodjes zouden mensen tegen hondsdolheid beschermen.

 

 

 

 



© Missio Nederland, 2013