• Samsam logo

Fair trade pinda's verbouwen in Malawi

De vader van Taulino in Malawi verbouwt fair trade pinda's. Hiervoor krijgt hij een eerlijke prijs.

Door Redactie
Taulino uit Malawi helpt in de vakantie met het oogsten van pindaplanten.
© Petterik Wiggers

Taulino (12) woont in een klein dorp in Malawi. Zijn ouders verbouwen pinda’s. Vorig jaar verkocht zijn vader tien zakken gepelde pinda’s, van elk vijftig kilo. "Dit jaar zijn het er zestien”, voorspelt zijn vader. “De regens duurden langer, waardoor ik meer kan oogsten.” In de vakantie helpt Taulino vaak op het land: onkruid wieden, pinda’s plukken en maïs oogsten. Bij de tabakspluk mag hij niet helpen. Dat is ongezond voor kinderen. De nicotine in tabaksbladeren maakt je ziek.

Sappig

Vader Matias trekt de pindaplanten uit de walletjes van aarde, waarin hij vlak voor de regentijd in november pinda’s zaaide. De kinderen verzamelen de planten en leggen ze op grote hopen. Zo moeten ze twee weken drogen, dan begint het plukken en pellen. Dat gebeurt op het erf van de boerderij. Taulino stopt vast een paar vers geplukte pinda’s in zijn mond. “Deze zijn lekker sappig. Van gedroogde pinda’s krijg je meer dorst!”

In de pindafabriek moet iedereen een blauw, plastic mutsje op.
© Petterik Wiggers

Pindafabriek

De volgende dag gaat vader Matias naar de hoofdstad Lilongwe. Daar bezoekt hij de opslagloods van de boerenorganisatie waarvan hij lid is. Taulino en zijn zusje Charity (8) mogen mee. In de fabriek is het een enorm lawaai. Een grote machine sorteert de pinda’s op grootte door ze heen en weer te schudden. De zwaarste rollen naar één kant en komen op een lopende band. De mini’s belanden op een andere band.

Fair trade

Taulino’s vader krijgt meer geld voor zijn pinda’s dan boeren die hun oogst aan rondreizende opkopers verkopen. Een bedrijf in Engeland betaalt de organisatie waarvan hij lid is een goede prijs. Dat is eerlijk, want het kost veel moeite om pinda’s te verbouwen. ‘Fair trade’ heet dat: eerlijke handel. Eerlijke pinda’s uit Malawi gaan voor een deel naar Engeland. Daar worden ze gebrand en als snack verkocht in de supermarkt. Een ander deel eten Malawiërs zelf. Malawische pindakaas gaat ook in grote emmers naar andere Afrikaanse landen. Niet naar Europa. Daar gelden strengere regels voor de import van pindakaas.

Taulino en Charity met hun vader bij de sorteermachine in de fabriek.
© Petterik Wiggers

Onder de grond

Pinda’s groeien in peulen onder de grond. De peul is de schil van de pinda. Pinda’s zijn daarom geen noten, maar peulvruchten, net als doperwten (maar die groeien niet onder de grond).Nederland is niet geschikt voor pindateelt. Het is hier te koud en het regent niet genoeg. Pinda’s groeien het best in warme landen waar wel veel regen valt: bijvoorbeeld in China, India, Noord-Amerika en Brazilië. Grote pindakaasfabrieken in Nederland gebruiken vooral pinda’s van mega-plantages uit Argentinië. Pindateelt vind je ook in Afrikaanse landen, zoals dus in Malawi. Kleine boeren verbouwen pinda’s naast andere gewassen zoals maïs, tabak en pompoen. Malawiërs gebruiken pinda’s voor allerlei gerechten. Vooral rijke mensen in de stad eten pindakaas. Dat kopen ze in de supermarkt. In kraampjes langs de weg op het platteland vind je vers geplukte en gekookte pinda’s. In kleine kruidenierswinkels liggen ook zakjes met gezouten pinda's.

Offer voor de goden

Wie precies ontdekte dat pinda’s eetbaar zijn, weten we niet. In ieder geval eten mensen al héél lang pinda’s. Ontdekkingsreizigers vonden pinda-resten in Peru. Ze lagen in graven van duizenden jaren oud. Ze dienden als offer aan de goden en als voedsel voor de overledenen. Véél later vond een Amerikaanse dokter de pindakaas uit. Hij gaf het smeuïge goedje aan zieken en mensen die geen tanden meer hadden.

Meer over fairtrade vind je hier:

In het kort

• De meeste pinda’s in onze pindakaas komen van grote plantages.
• In Malawi verbouwen kleine boeren pinda’s.
• Voor pinda’s in ‘eerlijke’ pindakaas krijgen boeren een goede prijs.