Kastelen, Junior Informatie

Honderden jaren geleden bouwden mensen kastelen. De meeste kastelen komen uit de middeleeuwen. Bekende kastelen in Nederland zijn Slot Loevestein, het Muiderslot en Kasteel Hoensbroek. In Vlaanderen heb je bijvoorbeeld het Kasteel van Gaasbeek. Kastelen zien er allemaal weer anders uit, maar ze hebben meestal wel torens, poorten en een slotgracht. 
Een kasteel was niet alleen om in te wonen, maar ook voor de verdediging van een gebied. Daarom heeft het dikke muren en hoge torens. Op de weergangen konden soldaten lopen.

© iStock, Calgary

Het Muiderslot is een voorbeeld van een vierkant kasteel met vier torens op de hoeken en een toren boven de poort. 

Soorten kastelen

Er zijn verschillende soorten kastelen. Bijvoorbeeld kleinere kastelen, woontorens, die uit één toren bestaan. De alleroudste kastelen stonden op een heuvel, de motte. Daarop kwam een woontoren. 
Er zijn ook grotere kastelen. Het kasteel zelf noem je de hoofdburcht. Het terrein vóór het kasteel was de voorburcht, met huisjes en andere gebouwen, zoals stallen voor de dieren. Daar werkten mensen voor de hoofdburcht. 
Het bouwen van een kasteel duurde meestal 10 tot 20 jaar. Het begon met het vinden van een goede plek. In Nederland en Vlaanderen was die vaak aan het water. Die kastelen noem je waterburchten. Het water beschermde het kasteel tegen de vijand.


© Roger Klaassen, Culemborg

Aan de bouw van een kasteel werkten metselaars, gravers, timmerlieden, stenensjouwers en nog veel meer werkmannen.

Bewoners

In een kasteel woonden meestal rijke mensen, edelen. Er waren kamers voor de familie en aparte ruimtes voor de bedienden en ander personeel. Slaapkamers waren er meestal niet en badkamers al helemaal niet. De bedden stonden in de woonkamer. 
Er was veel werk te doen in het kasteel. Kinderen moesten al jong meehelpen in de huishouding. In de kerkers zaten gevangenen te wachten op hun straf. 
Het land dat bij een kasteel hoorde, heette een heerlijkheid. De bewoners van een kasteel verdienden hun geld onder andere door boeren op hun land te laten werken. Die moesten daarvoor betalen.