Flipping Prehistorie
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Ga zelf op zoek naar de woorden die je moet invullen in de filippine.

 

Antwoordblad

In de prehistorie konden de mensen nog niet lezen en schrijven. Uit die tijd hebben we dus geen geschreven dingen gevonden. Het enige dat we gevonden hebben zijn gebruiksvoorwerpen.
De prehistorie kun je indelen in
3 belangrijke tijdvakken: de steentijd (10.000 v. Chr. - 1700 v. Chr.),
de bronstijd (1700 v. Chr. - 700 v. Chr.)
en de ijzertijd (700 v. Chr. - 12 v. Chr.)


De oudste vuurstenen werktuigen die in Nederland zijn gevonden, zijn vuurstenen vuistbijlen en afslagen van vuursteen, waar bijvoorbeeld schrapers van gemaakt werden (om vlees van huid af te schrapen) of pijlpunten. Ze zijn wel 100.000 jaar oud. Vuurstenen werktuigen zijn heel lang door mensen gebruikt. Dat veranderde toen men brons leerde gebruiken voor wapens en werktuigen.


In de meeste groepen in de steentijd was er wel een wijze man of vrouw. Een soort priester of tovenaar. We noemen zo iemand een 'sjamaan'. Deze sjamaan vertelde verhalen bij de vuurplaats over allerlei geesten. De sjamaan wist ook hoe je met geesten om moest gaan en had vaak ook veel verstand van kruiden tegen ziekte of pijn. Door zijn/haar verhalen konden de mensen de wereld beter begrijpen.


(Advertentie)

Nadat de ijskap die het noorden van Europa had bedekt begon te smelten, trokken de rendieren weg. Maar in de bossen die hier toen ontstonden leefde nu ander wild, zoals herten, elanden, oerossen en wilde zwijnen. De mensen jaagden hierop. Ook werd er gevist, men maakte boten van een holle boomstam en fuiken om de vissen te vangen.
Vrouwen en kinderen verzamelden voedsel uit het bos.


De boerenvolken gebruikten ook potten en bekers om in te koken, eten te bewaren en uit te eten en drinken. Boven v.l.n.r.: klokbeker (Klokbekervolk), bandbeker (Bandkeramiekers) en standvoetbeker (Standvoetbekervolk). Het bekendst is het Trechterbekervolk, beker linksonder, maar vooral bekend als de hunebedbouwers. Ook waren er nog de Vlaardinger mensen en de vuursteenmijnwerkers.


Brons was duur, omdat het moest worden ingevoerd, maar ijzer was gewoon in Nederland te vinden in de vorm van moerasijzererts of ijzeroer. Boeren konden nu gereedschappen aanschaffen, omdat die niet duur waren. IJzeren voorwerpen werden niet gegoten, maar gesmeed door een smid. Die smeedde bijlen, dolken, speer- en pijlpunten en ijzeren punten voor het eergetouw, een primitieve ploeg.


(Advertentie)

Download de woordzoeker, kruiswoordpuzzel of andere puzzel van deze Flipping-pagina.
De afbeeldingen die je op deze Flipping-pagina ziet, kun je omdraaien door erop te klikken.
In de tekst kom je woorden tegen, die je ook kunt vinden in de puzzel die je gedownload hebt. Bij een woordzoeker lees je een zin als je alle woorden hebt ingevuld.
Voor je juf of meester is er ook een antwoordblad 


De steentijd wordt onderverdeeld in de tijd van de rendierjagers (10.000 v. Chr. - 8.000 v. Chr.), de tijd van de jagers en vissers (8.000 v. Chr. - 5.000 v. Chr.) en de tijd van de boeren (5.000 v. Chr. - 1700 v. Chr.). In de tijd van de rendierjagers en de tijd van de jagers en vissers hadden de mensen nog niet echt een vaste woonplek. Men trok met de dieren mee voor de jacht.


(Advertentie)

Uit de tijd van de oude steentijd zijn er o.a. in Frankrijk grotschilderingen gevonden. Beroemd zijn de grotten van Lascaux die in 1940 zijn gevonden.
De tekeningen zijn tussen de 15.000 en 10.000 jaar oud en hebben vooral dieren als onderwerp: bizons, herten, wolkharige neushoorns, runderen, rendieren en stieren. De oudste tekeningen die ooit zijn gevonden, zijn wel 35.000 jaar oud.


Lange tijd hebben mensen in de prehistorie niet geweten hoe ze zelf vuur konden maken. Waarschijnlijk hebben ze het eerste vuur met takken 'meegenomen' van de brand die bij een blikseminslag ontstond. Pas later leerden ze hoe ze zelf vuur konden maken.
Vuur was belangrijk tegen wilde dieren, om zich te verwarmen en eten koken.
Later om metalen te laten smelten.


De eerste boeren kwamen hier ongeveer 7000 jaar geleden wonen. Ze woonden meestal op een vaste plek, in huizen gemaakt van boomstammen, takken, stro en leem. Ze hadden akkers, waarop ze graan en andere gewassen konden laten groeien. Ze gebruikten dieren als hulp (ossen) en voor vlees (varkens), melk (geiten) en wol (schapen). De wol werd gesponnen en er werden kledingstukken gemaakt.


Bouw van een hunebed. In de winter werden de grote stenen versleept. Er werd een heuvel van zand gemaakt waartegen de grote stenen gezet werden. Via een heuvel van zand werden de grote dekstenen op hun plaats geschoven. Daarna werd het hunebed uitgegraven en kon het graf gebruikt worden. Tenslotte werd het hele hunebed met zand en aarde bedekt. Zo leek het net een heuvel.


(Advertentie)
(Advertentie)

10.000 jaar geleden leefden hier in Nederland de rendierjagers. Ze hadden geen vaste woonplaats, maar reisden de dieren achterna. Dat deden ze, omdat ze niet zonder de rendieren konden, want ze gebruikten bijna alles van een rendier: vlees om te eten, huiden voor kleding en tenten, botten en het gewei om er naalden, priemen, pijlen en speren van te maken. Ook gebruikten ze vuurstenen werktuigen.


Wetenschappers hebben verschillende theorieën over waarom de prehistorische mensen deze tekeningen maakten.
Ze waren in ieder geval niet zomaar decoratief, maar waarschijnlijk om een soort ‘macht’ te krijgen over de dieren bij het jagen, zonder dat ze er bang voor hoefden te zijn. Tekeningen zijn goed bewaard in afgesloten grotten.
Daarom mag je er vaak niet meer in.


Tijdens de laatste ijstijd kwam het landijs tot halverwege Nederland. Het landijs was wel een paar kilometer dik en duwde zich in de rivierbeddingen.
Hierdoor ontstonden stuwwallen.
Ook werden vanuit Zweden en Finland grote zwerfkeien meegenomen met het landijs. Toen het ijs weer ging smelten, bleven deze keien achter. Ze werden gebruikt om hunebedden mee te maken.


Huizen in de prehistorie werden gemaakt van boomstammen. Tussen de rechtopstaande stammetjes van de muren werden wilgentenen gevlochten en daarna werd de muur afgestreken met leem, vermengd met stro. Op het dak lagen verschillende lagen riet over elkaar heen. Vaak was er een stookgat in het dak voor de rook. Huisdieren  stonden ook vaak onder hetzelfde dak.


De boeren van de Klokbekercultuur brachten allerlei nieuwe dingen naar ons land, het paard, het wiel, maar ook gereedschap van koper. Koper is een vrij zacht metaal, maar men ontdekte dat als je 90% koper en 10% tin door elkaar mengt, je een heel sterk metaal krijgt: brons. Voordelen: het brak minder snel dan steen, je kon het makkelijk vorm geven en scherp maken en je kon het weer omsmelten. Brons was wel duur.