Overleven in de gevaarlijkste zee ooit

Imke Smeets, 8 februari 2019

Kleine zeediertjes hadden het niet makkelijk tijdens het Krijt, 145-66 miljoen jaar geleden. Boven hen schoten angstaanjagende reptielen en grote vissen door het water. Zoveel jagers in de zee, dat is sindsdien niet meer voorgekomen. De Krijtzee was daarom de gevaarlijkste zee ooit. Hoe pasten de zeedieren zich aan om te overleven?

Ghedoghedo, Wikimedia Commons | Licentie: CC BY-SA 3.0
Rudisten in Naturalis. Het klepje is bij deze rudisten verdwenen.

Een sterk harnas

Sommige zachte dieren (weekdieren) ontwikkelden een dikke schelp om zich te beschermen. Rudisten bijvoorbeeld. Zij waren soms wel langer dan een meter! Rudisten hadden de vorm van een kelk, met daarbovenop een klepje. Met de punt van die kelk zaten ze vast aan de zeebodem, lekker dicht bij de andere rudisten. Vaak zaten ze zelfs vast aan een andere rudist. Zo vormden ze grote riffen. Geen koraalriffen dus, maar schelpenriffen. De rudisten leefden met veel succes in de Krijtzee. Aan het eind van het Krijt sloeg het noodlot toe. Ze stierven samen met de dinosaurussen plotseling uit. De koralen profiteerden van hun dood: die namen al snel de rol van rifbouwers over.

Wegvluchten

Andere dieren waren goed in het ontvluchten van roofdieren. Sommigen begroeven zich bijvoorbeeld in het zand. Zo waren ze moeilijker te vinden. Er waren ook schelpdieren die korte stukjes zwommen, zoals de mantelschelpen. Als er geen gevaar dreigde, lagen ze op de zeebodem met hun schelp open, om plankton uit het water te zeven. Als een jager naderde, persten ze met kracht het water uit hun schelp. Dat deden ze snel en vaak achter elkaar. Zo konden ze zwemmen! Dat werkte blijkbaar goed, want mantelschelpen bestaan vandaag de dag nog steeds. Om te zien hoe een moderne mantelschelp zwemt, klik dan hier.

Wat is handiger, volgens jou? Een dik harnas of vluchten?

De diepte in

Niet alle dieren konden zwemmen of zich verstoppen. Zeelelies bijvoorbeeld. Ondanks hun naam zijn dat geen planten. Het zijn stekelhuidigen, net zoals zeesterren en zeekomkommers. In de dinotijd hadden veel zeelelies een stengel met veel kleine schijfjes. De steel lijkt daardoor op een kleine stofzuigerslang. Bovenop de steel zitten vaak tentakels, die mee wuiven met de zeestromingen. De zeelelies zaten met hun stengel vast aan de zeebodem en konden dus niet vluchten. Dat maakte ze kwetsbaar. Steeds maar weer aangevreten worden, terwijl ze zich niet konden verdedigen. Het zorgde ervoor dat de meeste soorten uitstierven. Alleen soorten in dieper water overleefden het, want daar zijn minder roofdieren. Vandaag de dag leven er nog steeds een paar soorten in dat diepe water. Dat weten we nog niet zo lang. Tot ongeveer 1850 dacht iedereen dat zeelelies allang waren uitgestorven! 

Een tekening van de Krijtzee. Zie je de zeelelies?
Naturalis, Eric-Jan Bosch | Licentie: CC BY-NC-SA 4.0

Ammonieten, een soort inktvissen, hadden ook een dik harnas. Zij hadden nog een ander voordeel: vrij rondzwemmen. Wil je meer weten over ammonieten? Lees dan dit artikel.