Mimicry bij insecten

Lucas Knitel, 15 januari 2018

Voor sommige dieren is het behoorlijk handig dat ze heel sterk op elkaar lijken. Ze hebben bijvoorbeeld dezelfde kleuren, vormen, vlekken of geuren en houden zo elkaar voor de gek. Sommige dieren gebruiken dit als verdediging tegen gevaarlijke roofdieren of juist om zelf prooien ongemerkt te kunnen besluipen. Als dieren zo op elkaar lijken, elkaar nadoen of nabootsen, noemen we dat mimicry. Mimicry komt veel in de natuur voor, maar veruit het meeste bij insecten. Er zijn bijvoorbeeld vlinders met grote bangmakende-staar-ogen op de vleugels, zweefvliegen met wespenstrepen, rupsen die net op slangen lijken... Maar waarom komt mimicry juist bij insecten veel voor? Kun jij bedenken waarom?

Onderdeel van:

Drie is niet teveel

Om mimicry te laten ontstaan zijn minstens drie verschillende soorten nodig. Een soort die een andere soort na-aapt (de ‘mime’), een soort die door de mime wordt nageaapt (het ‘model’) en een dier dat door de mime voor de gek wordt gehouden (de ‘dupe’). Vaak is de na-aper een ongevaarlijk prooidier zoals een zweefvlieg, die een giftig, gevaarlijk of vies smakend dier nadoet, bijvoorbeeld een wesp. Als die ‘wespachtige’ zweefvlieg zo een vogel afschrikt, is die vogel voor de gek gehouden. Maar als er in de omgeving van een prooidier geen gevaarlijke voorbeelden zijn om na te bootsen, gaat het hele feest niet door! In Nederland zijn er bijvoorbeeld geen gevaarlijke soorten kikkers, muizen of mezen. Voor de ongevaarlijke kikkers, muizen en mezen die we wel hebben, zijn er dus geen gevaarlijke voorbeelden om na te bootsen. En een koolmees die een wesp nadoet, daar trapt natuurlijk ook geen enkel roofdier in. Maar giftige en vies smakende insecten kent Nederland in alle soorten en maten, dus zijn er voor ongevaarlijke insecten wel genoeg modellen om na te bootsen!

Grote families

Dat er voor nabootsende insecten lekker veel modellen zijn, is niet de enige oorzaak dat mimicry bij insecten zoveel voorkomt. De na-apers lijken namelijk niet meteen op hun model, dat duurt heel lang. Soms wel duizenden jaren. Dat proces heet evolutie. Soms zijn die verschillen nuttig en zorgen ze ervoor dat een exemplaar langer overleeft. De kans op dit soort handige verschillen, is natuurlijk het grootst bij dieren die heel veel nakomelingen krijgen. Voor welke groep dieren geldt dat? Juist, voor insecten! Of, zoals entomoloog – insectenwetenschapper – Rob de Vos van Naturalis het zegt: “Insecten zijn de grootste groep dieren en bestaan al heel lang. Insecten krijgen erg veel kinderen, die vaak binnen een jaar alweer zelf kinderen kunnen krijgen, waardoor evolutie sneller kan gaan.”

Extra veel dupes

Naast veel modellen en grote hoeveelheden na-apers, dragen ook de dupes, zoals vogels, eraan bij dat mimicry zoveel bij insecten voorkomt. Sommige dupes zijn oplettender dan andere. Zij zullen mimes die niet genoeg op hun modellen lijken, toch opeten. Zo blijven alleen de beste mimes over om kinderen te krijgen en hun mimicry-eigenschappen door te geven. Hoe meer dupes er zijn, hoe beter de na-apers dus worden. Geldt dit ook weer voor insecten? Ja, waarschijnlijk wel. Wetenschappers hebben ontdekt dat motten die echt heel erg op wespen lijken niet alleen door vogels met rust worden gelaten, maar ook door die wespen zelf! De wespen zijn dan niet alleen modellen, maar stiekem ook dupes! Om die wespen zelf te bedriegen, moeten de mimes waarschijnlijk nog veel beter op wespen lijken, dan nodig is om alleen vogels af te schrikken. Die motten zijn echt ongelooflijk goede na-apers! Wat zit de wereld toch bijzonder in elkaar!